tijdlijn

Opname cadmium uit sla en radijs [2002]

 

Bij teelt van voedingsgewassen op met zware metalen verontreinigde bodem kunnen mogelijk gezondheidsrisico’s optreden. Vooral de opname van cadmium door het lichaam brengt risico's met zich mee, omdat dit metaal zich ophoopt in de nieren. In 2002 wordt in een pilotstudie onderzocht in welke mate cadmium uit sla en radijs bij consumptie daadwerkelijk beschikbaar is voor opname (de 'bioaccessibility') via het spijsverteringskanaal. Dit onderzoek speelt een belangrijke rol bij het opstellen van de risicoinventarisatie.

 

Deze studie maakt gebruik van een laboratoriumopstelling van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) die de processen in het menselijke spijsverteringskanaal simuleert. De sla en radijs in het onderzoek worden op drie verschillende stukken grond in de proeftuin [link] nabij Budel-Dorplein geteeld. Aan twee van de drie zogeheten plots zijn immobilisatoren toegevoegd (stoffen die de opname van zware metalen door het gewas beperken): aan één plot klei en aan het andere cement. Het derde plot blijft als referentie onbehandeld. Op deze wijze kunnen ook de effecten van de immobilisatoren op de bioaccessibility worden gemeten.

 

Uit de proef blijkt onder meer dat:

  • De bioaccessibility verschilt per gewas: uit sla wordt minder cadmium opgenomen dan uit radijs.
  • De aanwezigheid van overige voedingsmiddelen in het spijsverteringskanaal lijkt geen invloed te hebben op de bioaccessibility van cadmium uit sla en radijs.