tijdlijn

Provincies nemen milieutaken serieus [1983 - 1984]

 

De Interimwet Bodemsanering creëert nieuwe milieutaken voor de provincies Noord-Brabant en Limburg. Het cadmiumprobleem wordt geïnventariseerd en steekproefsgewijs in het veld beoordeeld. Dat men zich moet gaan bezinnen op maatregelen is snel duidelijk.


De provinciale organisatie van Noord-Brabant is begin jaren tachtig nog maar net ingericht op de nieuwe milieutaken, waaronder bodemsanering. Voor de eerste verkenningen wordt gebruik gemaakt van het provinciale bureau Milieumetingen. Van meet af aan zoekt Noord-Brabant de samenwerking met de provincie Limburg, de meest in de kern gelegen gemeenten, de waterbeheerders, regionale gezondheidsinstellingen, het Rijksinstituut voor Milieuhygiëne (RIMH) en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). Omdat ook in de Belgische Kempen verschillende zinkfabrieken opereren en vervuiling uiteraard niet bij de landsgrenzen ophoudt, worden ook de Vlaamse autoriteiten bij de overleggen betrokken.

 

De deelnemers aan het eerste overleg van de bestuurlijke overleggroep ‘Cadmiumverontreiniging in de Kempen’ in 1983 illustreren de hoge bestuurlijke aandacht van dat moment.

 

 

Basiskennis vergaard

Na dit eerste overleg krijgen nog in hetzelfde jaar externe ingenieursbureaus opdracht om de verontreinigingsituatie en de hieraan verbonden risico’s voor mens en milieu te inventariseren.

 

Al in een vroeg stadium wordt op basis van de ‘bron-pad-object’ benadering een onderzoeksstrategie ontwikkeld. Bij het ontwikkelen van een onderzoeksstrategie worden bij deze methode de verschillende verspreidingsroutes van de verontreinigende stoffen als uitgangspunt genomen. Het betreft verspreiding via de lucht (atmosferische depositie), het oppervlaktewater en (her)gebruik van zinkassen, maar ook  via het gerelateerde bodemgebruik zoals land- en tuinbouw, volks-, moes- en siertuinen.
Gemeenten en waterschappen worden gericht bevraagd en daarnaast worden tal van steekproeven in het veld gedaan (grond- en grondwatermonsters), waarbij de afstand tot de fabriek, nabijheid van zinkassenwegen, de overheersende windrichting en de grondwaterstromingsrichting worden meegewogen.

 


Deze uitgebreide inventarisaties en analyses vormen de basis van  een cadmiumbalans die een beeld geeft van de verspreiding van cadmium uit verschillende bronnen over de verschillende milieucompartimenten (lucht, water en bodem). Omdat de mogelijke risico's voor de volksgezondheid de hoogste prioriteit hebben staat de blootstellingsroute via het eten van gewassen die op vervuilde grond zijn geteeld centraal in de onderzoeksstrategie.

 

Via literatuurstudies wordt gezocht naar relevante bodem-gewasrelaties. Hieruit volgt dat bij een cadmiumgehalte boven de 2,5 mg/kg d.s in de bodem, bij een pH lager dan 5.0 (zoals die voor de Kempen geldt), de heersende internationale normen voor voedselkwaliteit (FAO/WHO) kunnen worden overschreden. Deze bevindingen worden vervolgens verwerkt in de adviezen aan de provincies.